Werkgever van tramconducteur niet aansprakelijk voor gevolgen tramongeval
Op 1 oktober jl. heeft het gerechtshof Den Haag zich uitgelaten over de vraag of een werkgever aansprakelijk is voor de gevolgen van een arbeidsongeval van een tramconducteur, door een botsing tussen twee trams. Klik hier voor het arrest.
Het arbeidsongeval
Werknemer was in 2010 als tramconducteur in een stilstaande tram werkzaam, toen die tram aan de achterzijde werd aangereden door een andere tram. De werknemer viel daardoor op de grond en had medische behandeling nodig. Twee jaar na het ongeval raakte de werknemer als gevolg van knieklachten en daarmee gepaard gaande psychische klachten volledig arbeidsongeschikt. De werknemer stelt zijn werkgever op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk voor de materiële en immateriële schade die hij lijdt als gevolg van het tramongeval.
Werkgeversaansprakelijkheid algemeen
Wanneer een werknemer zijn werkgever aansprakelijk stelt voor schade die hij tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden opliep, is het in eerste instantie voldoende als de werknemer (1) stelt dat hij schade heeft opgelopen bij de uitoefening van zijn werkzaamheden en dat er (2) een causaal verband bestaat tussen de schade en zijn werkzaamheden. De werkgever is dan aansprakelijk, tenzij de werkgever kan aantonen dat hij aan zijn (zware) zorgplicht heeft voldaan. Conform artikel 7:658 BW houdt die zorgplicht in dat de werkgever zodanige maatregelen treft of aanwijzingen verstrekt als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter wees de vordering van de werknemer af, omdat de werkgever bewijs had aangedragen waaruit bleek dat hij aan de zorgplicht had voldaan: de werkgever stelde veel aandacht geschonken te hebben aan de gevaren van het werken in een bewegend voertuig in de vorm van opleidingen (theorie én praktijk) en instructies. Daarmee leerden de tramconducteurs bijvoorbeeld hoe zij hun veiligheid konden waarborgen en hoe zij zo veilig mogelijk konden werken tijdens het optrekken en afremmen van de tram. De werknemer had deze opleidingen ook gevolgd. De genomen maatregelen vormen weliswaar geen absolute waarborg dat er geen ongeval zal plaatsvinden, maar dat wordt ook niet van de werkgever verwacht.
De werknemer heeft voorgaande stelling niet (althans niet gemotiveerd) bestreden.
Oordeel gerechtshof
Ook het gerechtshof wees de vordering van de werknemer af. De werknemer heeft immers ook in hoger beroep de stellingen van de werkgever niet (of niet gemotiveerd) bestreden. Sterker nog, de werknemer heeft in hoger beroep zelf aangegeven dat het tramongeval niet voorkomen had kunnen worden en dat niet kan worden gezegd wat de werkgever anders of meer had kunnen doen om de veiligheid van de werknemer te waarborgen. Nu de werknemer de stelling van de werkgever niet heeft betwist, kon het gerechtshof niet anders dan oordelen dat de werkgever in zijn bewijs was geslaagd, inhoudende dat de werkgever aan zijn zorgplicht had voldaan. Zodoende oordeelde het gerechtshof dat de werkgever niet aansprakelijk is voor de schade die de werknemer stelde geleden te hebben als gevolg van het tramongeval.
Ten overvloede
Ondanks het feit dat op basis van bovenstaande de vordering reeds strandde, liet het gerechtshof zich nog uit over de schade en het causaal verband tussen de schade en het ongeval. De werknemer stelde immers dat hij in verband met knieklachten in 2012 arbeidsongeschikt was geraakt en dat die knieklachten veroorzaakt waren door het tramongeval uit 2010.
Ook die stelling werd door de werkgever succesvol betwist. De werkgever ontkende niet dat de werknemer door knieklachten arbeidsongeschikt was geraakt, maar betwistte wel dat die knieklachten een gevolg waren van het tramongeval. In dat kader wees de werkgever op een rapport van de radioloog, waarin was vastgelegd dat het ging om ‘mucoidale degeneratie’, hetgeen inhoudt dat er sprake is van slijtagegerelateerde klachten. Degeneratie gaat immers geleidelijk, zonder voorafgaand trauma. Ook de medisch adviseur van de werkgever zag geen causaal verband tussen de knieklachten en het ongeval.
Helaas heeft de werknemer ook dit gemotiveerde verweer van de werkgever onbestreden gelaten, zodat er – in het geval de werkgever wel aansprakelijk was gebleken voor de schade van de werknemer – geen causaal verband kon worden aangenomen tussen de knieklachten en het tramongeval.
Conclusie
Wanneer er sprake is van werkgeversaansprakelijkheid, is het van groot belang om de stelplicht en bewijslast scherp te houden. Immers, wanneer de werkgever stelt aan zijn zorgplicht te hebben voldaan en daar bovendien bewijs van aandraagt, ligt het op de weg van de werknemer om die stellingen te betwisten. Blijft betwisting uit, dan dient een rechter van de juistheid van de onbetwiste stellingen uit te gaan. Dat kan tot ongelukkige uitkomsten leiden.
Heeft u vragen over dit onderwerp of bent u zelf slachtoffer?
Schroom dan vooral niet om contact met ons op te nemen. Elke zaak is anders. Wellicht kunnen we iets voor u betekenen. U kunt ons bereiken op telefoonnummer 073-6900888, of stuur ons een facebookbericht of een e-mail naar info@jba.nl.