Hoge Raad beveelt teruggave aan Oekraïne van geleende museumstukken van de Krim
De Hoge Raad der Nederlanden heeft vrijdag 9 juni jl. bepaald dat de verzameling historische schatten van vier musea uit de Krim naar Oekraïne moet worden gestuurd, waarmee de uitspraak van het Gerechtsof Amsterdam werd bevestigd dat de 300 artefacten deel uitmaken van het cultureel erfgoed van Oekraïne.
De collectie archeologische voorwerpen, waarvan sommige meer dan 2000 jaar oud zijn, waren in 2013 uitgeleend door vier musea uit de Krim-regio. De collectie was van 6 februari 2014 tot en met 31 augustus 2014 te zien in het Allard Pierson Museum in Amsterdam. Nadat de kunstschatten waren uitgeleend, is de Krim in maart 2014 afgescheiden van Oekraïne en heeft de Krim zich aangesloten bij de Russische Federatie. De Verenigde Naties, de Europese Unie en Nederland hebben deze afscheiding en aansluiting niet erkend.
In het voorjaar van 2014 hebben zowel de Krimmusea als de Oekraïense regering aanspraak gemaakt op teruggave van de ten toon gestelde bronzen zwaarden, gouden helmen, kostbare edelstenen en andere kunstvoorwerpen. Nadat onderhandelingen over teruggave op niets zijn uitgelopen, hebben de Krimmusea tegen het Allard Pierson Museum een procedure aanhangig gemaakt bij de rechtbank Amsterdam, waarin zij onder meer teruggave van de kunstschatten hebben gevorderd. De Staat Oekraïne heeft in deze procedure tussenkomst gevorderd.
De rechtbank heeft de vordering van de Krimmusea afgewezen en het Allard Pierson Museum veroordeeld de kunstschatten af te geven aan de Staat Oekraïne. De rechtbank heeft – kort gezegd – overwogen dat de kunstschatten onrechtmatig uitgevoerd cultureel erfgoed zijn in de zin van het UNESCO-verdrag 1970 en de Erfgoedwet.
In het door de Krimmusea ingestelde hoger beroep heeft het Gerechtshof Amsterdam geoordeeld dat de maatregelen die de Staat Oekraïne op basis van het beschermende regime van de Oekraïense Museumwet heeft genomen, de status van ‘voorrangsregel’ in de zin van artikel 10:7 BW hebben en dat op basis daarvan de kunstschatten aan de Staat Oekraïne moeten worden afgegeven.
In het door de Krimmusea ingestelde cassatieberoep wordt met verschillende klachten opgekomen tegen het oordeel van het hof, waaronder de klacht dat het hof onjuist heeft geoordeeld in het licht van artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM. Ook zijn klachten gericht tegen het oordeel dat het hof het ‘beschermende regime’ van de Oekraïense Museumwet als voorrangsregel in de zin van artikel 10:7 BW heeft aangemerkt.
De Hoge Raad heeft echter beslist dat ze moeten worden teruggegeven aan Oekraïne. De Hoge Raad bevestigd de uitspraak van het hofen beslist dat de kunstvoorwerpen moeten worden teruggegeven aan de Staat Oekraïne. Het hof had eerder al aangeven dat, hoewel de museumstukken afkomstig zijn uit de Krim en in zoverre ook als Krims erfgoed zijn te beschouwen, zij deel uitmaken van het cultureel erfgoed van Oekraïne zoals deze laatste sinds 1991 als onafhankelijke staat heeft bestaan. In het licht hiervan moet het cultureel belang bij het behoud van de museumstukken als zwaarwegend openbaar belang van de Staat Oekraïne worden beschouwd.
De Staat Oekraïne heeft zijn grote belang bij het intact laten van zijn nationaal cultureel erfgoed voldoende overtuigend toegelicht en moet aan de maatregelen ter waarborging daarvan in de gegeven omstandigheden voorrang worden toegekend.
Het juridisch getouwtrek is nu geëindigd met het bevel van de Hoge Raad om de collectie terug te geven aan Oekraïne.