Recht van werkneemster op inzage in onderzoeksgegevens over grensoverschrijdend gedrag van arts in ziekenhuis
Op 14 september 2023 heeft het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch een beschikking gewezen in een procedure die een werkneemster heeft gevoerd tegen een Medisch Specialistisch Bedrijf (hierna: MSB); een samenwerkingsverband tussen vrijgevestigde medisch specialisten in een ziekenhuis. In deze procedure staat de vraag centraal of de werkneemster recht heeft op – kort gezegd – de onderzoeksgegevens die het MSB in haar bezit heeft over een onderzoek dat heeft gelopen naar grensoverschrijdend gedrag van een internist/oncoloog op de werkvloer. De beschikking van het hof leest u hier.
Wat speelt er in deze zaak?
De onderhavige kwestie betreft een werkneemster die vanaf 2012 tot en met 2020 in loondienst van een ziekenhuis gedetacheerd was aan het MSB. Zij stond daarbij onder de directe leiding van een internist/oncoloog die in 2022 door het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg werd doorgehaald in het BIG-register wegens ernstig grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer. Sinds die doorhaling kan de betreffende arts zijn beroep niet meer uitoefenen.
De werkneemster stelt zich op het standpunt dat ook zij slachtoffer is geweest van het (seksueel) grensoverschrijdend gedrag van deze arts. Zij stelt dat zij jarenlang is blootgesteld aan dit gedrag en heeft haar werkgever (zowel het ziekenhuis als het MSB) aansprakelijk gesteld voor de schade die zij daardoor heeft opgelopen. De werkneemster baseert haar vordering op het feit dat haar werkgever op de hoogte was, of in ieder geval op de hoogte had kunnen zijn, van het grensoverschrijdende gedrag van de internist/oncoloog op de werkvloer en dat haar werkgever haar niet heeft beschermd tegen dit gedrag. Het ziekenhuis en het MSB betwisten die stelling.
Om haar stelling nader te kunnen onderbouwen, heeft de werkneemster een procedure aanhangig gemaakt waarin zij inzage in of afschrift heeft gevorderd van de onderzoeksgegevens die het MSB heeft verzameld over het grensoverschrijdend gedrag van de betreffende arts. Deze informatie, die door het MSB in de tuchtzaak en in een procedure bij het Scheidsgerecht is ingebracht als bewijs van het grensoverschrijdend gedrag, wil het MSB echter niet met de werkneemster delen. Omdat de werkneemster van mening is dat deze informatie voor haar van belang is ter bepaling van haar rechtspositie, start zij een art. 843a Rv-procedure om deze stukken in handen te krijgen.
Juridisch kader
Op grond van art. 843a Rv kan degene die daarbij rechtmatig belang heeft op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorganger partij is, van degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, welke vordering, bij gebreke van eventuele tegenspraak, in beginsel toewijsbaar is.
De gevorderde stukken moeten voldoende bepaald zijn; voldoende concreet moet worden aangegeven dat en waarom de specifieke stukken van belang zijn, zulks teneinde een “fishing expedition” te voorkomen. Artikel 843a Rv dient er niet toe om stukken op te vragen waarvan slechts het vermoeden bestaat dat die mogelijk in de procedure van pas zouden kunnen komen.
De procedure in eerste aanleg
In eerste aanleg heeft de kantonrechter geoordeeld dat de werkneemster recht heeft op inzage in of afschrift van de – desgewenst geanonimiseerde – verslagen van de verhoren die in de periode van 17 september 2020 tot en met 9 oktober 2020 zijn gehouden onder de collega internisten/oncologen met betrekking tot het grensoverschrijdend gedrag van hun collega. Volgens de kantonrechter heeft de werkneemster een rechtmatig belang bij inzage in of afschrift van deze stukken, omdat zij de stukken nodig heeft om haar vordering op haar werkgever te kunnen onderbouwen. De mogelijke aansprakelijkheid van de werkgever heeft zij daarbij voldoende aannemelijk gemaakt. Voorts heeft zij onderbouwd om welke stukken het precies gaat, dat het om een rechtsbetrekking gaat waarin zij partij is en heeft het MSB de stukken ook in haar bezit.
De kantonrechter heeft het MSB veroordeeld tot het verstrekken van de stukken binnen 14 dagen nadat de beschikking is gewezen. De beschikking is bovendien uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de werkneemster ook het recht zou houden op inzage in of afschrift van de stukken in het geval appel zou worden ingesteld bij het hof.
Aan de hoofdveroordeling werd door de kantonrechter echter geen dwangsom gekoppeld – waar de werkneemster wel om heeft verzocht – waardoor de werkneemster geen middel had om de stukken ook daadwerkelijk – bij niet nakoming van de beschikking door het MSB – af te dwingen.
Omdat het MSB weigerde de beschikking van de kantonrechter na te komen, was de werkneemster genoodzaakt een kort geding te starten waarin zij opnieuw een dwangsom vorderde.
Kort geding
In het kort geding veroordeelde de kantonrechter het MSB alsnog tot het betalen van een dwangsom van € 2.000,00 per dag, met een maximum van € 50.000,00, indien de stukken niet zouden worden verstrekt. Deze dwangsom kon de werkneemster echter pas innen nadat het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch een oordeel had gegeven over een incident dat door het MSB was opgeworpen ten aanzien van de schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Het MBS had bovendien gelijktijdig met het incident appel ingesteld tegen het oordeel van de kantonrechter.
Hoger beroep
Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch maakt echter korte metten met het opgeworpen incident en het door het MSB ingestelde appel. Het hof motiveert zeer uitgebreid waarom de werkneemster heeft voldaan aan de vereisten van art. 843a Rv en de grieven van het MSB zodoende verworpen moeten worden. Sterker nog, het MSB dient volgens het hof niet alleen inzage te geven in of afschrift te geven van de – desgewenst geanonimiseerde – verslagen van de verhoren van de internisten/oncologen, maar dient ook alle overige bescheiden te verstrekken die de werkneemster in appel heeft gevorderd, welke in eerste aanleg waren afgewezen.
Gelet op het feit dat het MSB niet bereid was zonder nadere prikkel de beschikking in eerste aanleg na te komen, heeft het hof het MSB bovendien veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 5.000,00 per dag, met een maximum van € 200.000,00, voor zover het MSB niet alsnog binnen 14 dagen na het wijzen van de beschikking van het hof de stukken aan de werkneemster verstrekt.
Conclusie
De werkneemster heeft helaas tal van procedures moeten voeren om te krijgen waar zij recht op heeft, namelijk inzage in of afschrift van de onderzoeksgegevens over het grensoverschrijdend gedrag van de internist/oncoloog. Geheel terecht heeft het hof alsnog een forse dwangsom gekoppeld aan de hoofdveroordeling ter voorkoming van het niet naleven van de beschikking van het hof.
Of het MSB de beschikking nu wel nakomt dient de werkneemster af te wachten. Gebeurt dat niet, dan kan de werkneemster in ieder geval een forse dwangsom incasseren.
Contact
Heeft u vragen over dit onderwerp? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen. Dat kan via telefoonnummer 073-6900888 of via info@jba.nl.