Het hof wordt teruggefloten door de Hoge Raad in whiplashzaak

De Hoge Raad heeft zich op 22 september 2023 gebogen over de vraag of de aansprakelijke verzekeraar gehouden is de schade te vergoeden die het slachtoffer van een verkeersongeval vanwege de toename van de gezondheidsklachten ondervindt. De uitspraak van de Hoge Raad is op 22 september 2023 gepubliceerd en kunt u hier teruglezen.

Feiten

Op 19 mei 2012 is een meneer van achteren aangereden door een auto toen hij met zijn motorfiets stilstond voor een rood verkeerslicht. Vivium, de verzekeraar van de auto die het ongeval veroorzaakte, heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend. Ruim een jaar voor het ongeval, in februari 2011, bleek bij meneer sprake te zijn van een nekhernia. Hij is hiervoor destijds deels arbeidsongeschikt verklaard voor zijn werk als zelfstandig rijschoolhouder. In november 2011 is meneer voor 8 uur per week in loondienst gaan werken als vrachtwagenchauffeur. Na het maken van een plotselinge verkeerde beweging in februari 2012, heeft meneer opnieuw heftige pijn gekregen in nek, schouder en rechterarm. In maart 2012 is de arbeidsongeschiktheid bepaald op 45-55%. Na het ongeval van 19 mei 2012 is meneer voor 80-100% arbeidsongeschikt geraakt wegens toegenomen nekklachten en pijnklachten aan de rechter elleboog. Meneer heeft zich na het ongeval ziekgemeld en heeft niet meer gewerkt.

Het oordeel van de rechtbank en het hof

Tussen partijen is in geschil of de medische klachten die meneer na het ongeval ondervond, zijn toe te rekenen aan het ongeval. Meneer had immers ook vóór het ongeval al pijnklachten in en beperkingen van de nek, schouder en rechterarm vanwege een hernia.

Meneer heeft bij de rechtbank in eerste aanleg gevorderd dat Vivium de schade moet vergoeden die het gevolg zijn van de toegenomen arbeidsongeschiktheid vanaf de dag van het ongeval. De rechtbank heeft de vordering afgewezen. Meneer is vervolgens in hoger beroep gegaan bij het hof. Het hof heeft in het eerste tussenarrest overwogen dat het ontbreken van een medische aantoonbare verklaring voor het letsel, het causale verband niet in de weg hoeft te staan. Het hof acht het noodzakelijk dat een neuroloog wordt benoemd. Of de na het ongeval opgetreden medische klachten van meneer het gevolg kunnen zijn van het ongeval, kan immers alleen beantwoord worden na onderzoek door een deskundige. Het hof benadrukt wel dat het uiteindelijke causaliteitsoordeel toekomt aan de rechter.

De door het hof benoemde neuroloog concludeerde dat meneer niet lijdt aan een aandoening op neurologisch vakgebied en duidt de klachten van meneer als een aspecifiek pijnsyndroom, oftewel whiplash. Volgens de neuroloog zijn er geen aanwijzingen die erop wijzen dat er bij het ongeval een zodanig zenuwletsel is ontstaan dat blijvende gevolgen mogen worden aangenomen. Het hof komt in zijn eindarrest, onder verwijzing naar de conclusies van de neuroloog, tot het oordeel dat niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van toegenomen arbeidsongeschiktheid bij meneer als gevolg van het ongeval. Het hof heeft de uitspraak van de rechtbank bekrachtigd.

Cassatie

Volgens de Hoge Raad is het oordeel van het hof onbegrijpelijk en onvoldoende gemotiveerd. Hoewel het hof in het tussenarrest terecht oordeelt dat het ontbreken van een medische aantoonbare verklaring voor letsel niet zonder meer in de weg hoeft te staan aan het aannemen van het causale verband, oordeelt het hof in het eindarrest juist slechts op basis van de conclusies van de neuroloog. Het hof heeft niet gemotiveerd waarom de klachten van meneer niet als aanwezig, reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven kunnen worden beschouwd. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst de zaak terug.

Conclusie

Het is niet de eerste keer dat het causale verband bij whiplashklachten centraal staat. Schade, waaronder verlies van arbeidsvermogen vanwege toegenomen arbeidsongeschiktheid, komt immers slechts voor vergoeding in aanmerking wanneer het is toe rekenen aan het ongeval. De klachten moeten in causaal verband staan met het ongeval. Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen medische en juridische causaliteit.

Bij objectiveerbaar letsel, waarbij gedacht kan worden aan een gebroken been, zal het causale verband zowel medisch als juridisch niet snel voor discussie zorgen. Echter, bij medisch niet-objectiveerbaar letsel, zoals bij whiplashklachten, ontbreekt al snel de medische causaliteit. Het is immers objectief niet vast te stellen of het letsel en de schade het directe gevolg zijn van het ongeval. De Hoge Raad heeft al eerder geoordeeld, en is inmiddels vaste jurisprudentie, dat dit het causale verband niet geheel in de weg hoeft te staan. Het hof heeft dat in deze zaak dan ook terecht erkend. Het zal dan slechts neerkomen op een juridische beoordeling en de juridische causaliteit. Dit houdt in dat het klachtenpatroon plausibel – consistent, consequent en samenhangend – moet zijn en de klachten als aanwezig, reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven kunnen worden beschouwd. Het hof heeft, zo oordeelt de Hoge Raad, in deze zaak het wel of niet bestaan van juridische causaliteit onvoldoende gemotiveerd.

Heeft u een verkeersongeval meegemaakt? Neem contact met ons op voor een vrijblijvend gesprek waarin wij concreet bespreken wat wij voor u kunnen betekenen. U kunt ons bereiken op 073-690 08 88 of via info@jba.nl.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *