Affectieschade: broers en zussen vissen achter het net
Sinds 1 januari 2019 is het voor naasten en nabestaanden mogelijk om affectieschade te vorderen. Deze mogelijkheid is voor naasten neergelegd in artikel 6:107 lid 1 sub b BW en voor nabestaanden in artikel 6:108 lid 3 BW. Recent zijn er twee uitspraken gewezen ten aanzien van affectieschade, waarin in de rechtbank oordeelt over de vraag of broers en zussen in aanmerking komen voor een vergoeding van affectieschade. De uitspraak van de Rechtbank Amsterdam kunt u hier nalezen, de uitspraak van de Rechtbank Gelderland hier.
Vergoeding affectieschade
Het eerste wetsvoorstel affectieschade dateert alweer van 2005. Inmiddels is een tweede wetsvoorstel affectieschade aangenomen en op 1 januari 2019 is werking getreden. Het geeft naasten en nabestaanden de mogelijkheid om een vordering in te dienen voor affectieschade bij de aansprakelijke partij. In de aangepaste wetsartikelen 6:107 en 6:108 BW is omschreven wat er onder naasten en nabestaanden wordt verstaan. Duidelijk is dat het in ieder geval gaat om samenlevende partners, ouders en kinderen. Ook degene die duurzaam in gezinsverband de zorg voor het slachtoffer had, kan aanspraak maken op een vergoeding van affectieschade. Daarnaast kunnen andere personen die een zodanig nauwe persoonlijke relatie met het slachtoffer hadden, op grond van de redelijkheid en billijkheid als naasten of nabestaanden worden aangemerkt en een vordering voor affectieschade indienen.
Opvallend is dat broers en zussen niet specifiek worden genoemd in de wet. Zij vallen derhalve binnen de hierboven genoemde laatste categorie. Hoewel je zou denken dat bij een dergelijke relatie en in beginsel sprake is van een nieuwe persoonlijke relatie, blijkt uit de toelichting op de Wet Affectieschade en de recent gewezen uitspraken dat die gedachte niet zomaar opgaat.
Arnhemse flatbrand
Op 29 juni jl. heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak rondom de Arnhemse flatbrand, waarbij twee jongens in de leeftijd van destijds 12 en 13 jaar op 1 januari 2020 vuurwerk hebben afgestoken in de hal van een flat. Hierbij is een bankstel die in de hal stond in brand gevlogen. Op dat moment stonden een man en vrouw met hun zoon van 4 en dochter van 8 in de lift. Vanwege stroomuitval is de lift vast komen te zitten en de liftschacht vulde zich met rook. Dit wordt de vader en zoon van het gezin fataal. De twee jongens worden schuldig bevonden aan het drama, maar krijgen geen straf opgelegd.
Diverse nabestaanden dienen een vordering voor affectieschade in. De vordering van de moeder van het gezin wordt toegewezen. Ook de dochter krijgt een vastgestelde vergoeding voor het verlies van haar vader. De vordering voor het verlies van haar broertje wordt echter niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank geeft aan dat het uitgangspunt is dat broers en zussen geen aanspraak kunnen maken op vergoeding van affectieschade, enkel in bijzondere gevallen waarin sprake is van een hechte affectieve relatie. Hiervan is bijvoorbeeld sprake indien broer en zus langdurig met elkaar samenleven en voor elkaar zorgen. Hoewel broertje en zusje met elkaar in gezinsverband leefden, is de rechter van mening dat er onvoldoende bijzonderheden zijn gesteld die de toewijzing van de vordering rechtvaardigen.
De vordering van de ouders van de omgekomen vader wordt wel toegewezen ten aanzien van het verlies van hun zoon, maar niet ten aanzien van het verlies van hun kleinkind. Ook de vordering van de broer/zus van de omgekomen vader en diens partner wordt afgewezen.
Steekpartij met dodelijke afloop in Amsterdam-West
Op 13 januari 2019 wordt een man in Amsterdam-West doodgestoken. De dader wordt op 5 juni jl. door de Rechtbank Amsterdam veroordeeld tot 14 jaar gevangenisstraf voor doodslag. Zowel de ouders als de zus van de omgekomen man dienen een vordering voor (onder andere) affectieschade in. De vordering voor affectieschade van de ouders wordt toegewezen, maar ook in deze kwestie wordt de vordering van de zus afgewezen. Hoewel de rechtbank aangeeft dat de hechte band tussen broer en zus niet ter discussie staat, evenals het verdriet van de zus, is volgens de rechtbank geen sprake van een bijzonder geval waarin broer en zus langdurig met elkaar samenleefden en voor elkaar zorgden.
Worden broers en zussen vergeten?
Gezien de inhoud van de toelichting op de Wet Affectieschade en in beide uitspraken bevestigd, moet er sprake zijn van een wel heel uitzonderlijke situatie willen broers en zussen in aanmerking komen voor vergoeding van affectieschade. Een uitzonderlijke situatie die slechts zeer zelden aan de orde zal zijn. Uiteraard is het zo dat niet alle broers en zussen een even goede band met elkaar hebben, maar hetzelfde kan gelden voor de relatie tussen ouders en kind. Door de mogelijkheid voor broers en zussen op deze manier in te perken, kun je stellen dat de wetgever broers en zussen in de kou laat staan. Wellicht had de wetgever ook hierin meer onderscheid kunnen maken en de kring van gerechtigden alsnog beperkt gehouden. Zo kunnen we ons voorstellen dat het verdedigbaar is als nog met elkaar thuiswonende broers en zussen wel in aanmerking komen voor vergoeding van affectieschade en dat voor overige broers en zussen wel sprake moet zijn van een bijzonder geval van langdurig met elkaar samenleven en voor elkaar zorgen. De tijd zal het leren of de rechter bereid is om de Wet Affectieschade op den duur aan te passen.
Heeft u vragen over dit onderwerp?
Dit blog is geschreven door Paulien Gossens. Heeft u een vraag over dit onderwerp of bent u benieuwd wat wij voor u kunnen betekenen, bel dan met 073-6900888, stuur een facebookbericht, of stuur een e-mail naar info@jba.nl.