Bovemij moet buitengerechtelijke kosten betalen na onterechte betichting van fraude
Op 25 februari heeft de Rechtbank Gelderland geoordeeld dat verzekeraar Bovemij ten onrechte heeft geweigerd om de scooterschade van haar verzekerde vanwege fraude te vergoeden. Daarnaast heeft Bovemij ten onrechte de gegevens van haar verzekerde opgenomen in het incidentenregister en het Extern Verwijzingsregister. De uitspraak van de rechtbank is op 10 maart 2022 gepubliceerd en kunt u hier teruglezen.
Feiten
Tussen Bovemij en haar verzekerde bestaat een verzekeringsovereenkomst welke ertoe strekt de scooter van de verzekerde allrisk te verzekeren. Op 23 juni 2018 heeft de verzekerde aan Enra verzekeringen B.V. (hierna: Enra), de gevolmachtigd agent van Bovemij, melding gemaakt van beschadiging van zijn scooter. De verzekerde heeft op het schadeformulier genoteerd dat zijn scooter ‘voor de deur stond en is omgevallen’.
Enra heeft vervolgens Dekra Automotive (hierna: Dekra) ingeschakeld om de toedracht van het ongeluk te onderzoeken. Dekra concludeert dat de schade rijdend moet zijn ontstaan, vanwege het schadebeeld en de foto’s van de scooter. “De beschadigingen aan de valbeugels lopen in de lengte richting van het voertuig. De remhevel is afgeschaafd”, aldus Dekra, dat op basis van het voorgaande tot de conclusie komt dat de val rijdend is gebeurd en dat de scooter niet stilstaand is omgevallen, zoals door de verzekerde aangegeven.
De verzekerde heeft de bevindingen van Dekra betwist toen hij daarmee werd geconfronteerd. Volgens hem kloppen de bevindingen van Dekra niet en is de scooter gevallen. Desalniettemin krijgt de verzekerde op 24 juli 2018 van Bovemij het bericht dat haar is opgevallen dat de verzekerde onjuiste informatie heeft verstrekt. Bovemij schrijft de actie van de verzekerde aan te merken als een fraudeleuze handeling en de schade aan de scooter à € 1.731,59 niet uit te keren. Daarnaast schrijft Bovemij de gegevens van de verzekerde op te nemen in het incidentenregister en kondigt zij aan de persoonsgegevens op te nemen in het Extern Verwijzingsregister.
Op 20 augustus 2018 heeft de verzekerde aan Bovemij laten weten het niet eens te zijn met de beslissing. Hij blijft zich op het standpunt stellen dat de scooter is gevallen en stelt voor om zijn buurman en diens vrouw als getuigen te laten horen, daar zij het ongeval hebben zien gebeuren. “Ik blijf bij mijn stand punt dat mijn scooter is omgevallen voor mijn deur. Ik vind dat de er opnieuw naar de zaak gekeken moet worden”, aldus de verzekerde.
Bovemij heeft op 5 september 2018 aan haar verzekerde laten weten haar standpunt te handhaven en diens gegevens opgenomen te hebben in het Extern Verwijzingsregister. Twee jaar later, op 13 december 2020, ontvangt Bovemij van de buurvrouw van zijn verzekerde een e-mailbericht waarin zij verklaart de scooter van de verzekerde van Bovemij op de grond aangetroffen te hebben. “Ik heb geprobeerd de scooter overeind te krijgen maar dat lukte mij niet. Ik heb toen de hulp van mijn man ingeschakeld”, aldus de buurvrouw van verzekerde.
Bovemij heeft vervolgens aan Dekra de opdracht verstrekt om aanvullend onderzoek te verrichten. Dekra heeft onderzoek ingesteld naar de aard en oorzaak van de schade aan de linkerzijde van het voertuig. “De schade aan de linkerzijde van de snorscooter laat zich kenmerken als zijnde een omval schade, welke rijdend in de vooruit rij richting is ontstaan. De krassen op de zwarte valbeugel laten afschuifsporen zien, welke van voor- naar achter lopen. Het voertuig moet al rijdend naar links zijn omgevallen, waarbij het voertuig op diens linkerzijde is doorgeschoven over de rijbaan. (…) Het is technisch onmogelijk dat de krassen c.q. schuursporen aan de valbeugels zijn ontstaan als gevolg van het statisch (in gestalde toestand) naar links omvallen. Een dergelijk evenement kan nooit en te nimmer krassen en schuursporen in de lengte richting veroorzaken, maar enkel een oppervlakkige lakonthechting in de vorm van putvorming”, aldus Dekra.
Standpunt Bovemij
Bovemij stelt zich op het standpunt dat haar verzekerde diens mededelingsplicht heeft geschonden met het opzet Bovemij te misleiden. Volgens Bovemij heeft haar verzekerde artikel 7:941 lid 5 BW geschonden door niet eerlijk de toedracht van het ongeval te melden, maar op het schadeformulier aan te geven dat de voor zijn deur geparkeerde scooter is omgevallen, terwijl de schade die de scooter vertoonde duidde op een val die rijdend gebeurd was. Volgen Bovemij is sprake van fraude aan de zijde van haar verzekerde. De verzekerde volhardt in zijn eerdere verklaringen, hetgeen volgens Bovemij duidt op opzet tot misleiding en de getroffen maatregelen rechtvaardigt.
Oordeel rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat van opzet tot misleiding aan de zijde van de verzekerde alleen sprake kan zijn geweest als hij de bedoeling heeft gehad om Bovemij te bewegen tot het verstrekken van een uitkering op valse gronden. Dit kan naar het oordeel van de rechtbank bijvoorbeeld het geval zijn als vast komt te staan dat de verzekerde met betrekking tot de toedracht (omvallen scooter) onjuist heeft verklaard en hij daarvoor geen afdoende verklaring heeft.
De rechtbank kan Bovemij niet volgen in haar oordeel dat de verzekerde door het verstrekken van mogelijk (achteraf gebleken) onjuiste informatie over de toedracht, opzet had om Bovemij te misleiden. De reden dat de verzekerde volhardde in zijn standpunt dat de scooter was omgevallen, kan volgens de rechtbank ook gelegen zijn in iets anders dan opzettelijke misleiding. De verzekerde heeft bijvoorbeeld geopperd dat de scooter kan zijn omgegooid of meegesleept.
Daarnaast vindt de rechtbank het van belang dat de verzekerde allrisk verzekerd was, zodat in beginsel een schademelding vanwege een ongeluk met een rijdende scooter ook gedekt zou zijn.
Al met al komt de rechtbank tot het oordeel dat Bovemij onvoldoende heeft gesteld om opzet tot misleiding aan de kant van haar verzekerde aan te nemen. Derhalve wordt Bovemij veroordeeld tot uitkering van de scooterschade à € 1.731,59. Daarnaast veroordeelt de rechtbank Bovemij tot ongedaanmaking van de diverse registraties.
Buitengerechtelijke kosten
De rechtbank is voorts ook van mening dat Bovemij onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar verzekerde door, ondanks dat daar geen reden voor was, de registraties en meldingen te doen. Bovemij heeft inbreuk gemaakt op het recht van de verzekerde op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer (art. 10 Grondwet en art. 8 EVRM). Deze inbreuk kan Bovemij ook worden toegerekend, nu het aan haar schuld te wijten is. Derhalve is Bovemij ook gehouden om de door de verzekerde gemaakte advocaatkosten c.q. buitengerechtelijke kosten te vergoeden, welke de verzekerde had gemaakt om het initiële besluit van Bovemij aan te vechten.
Conclusie
De uitspraak van de rechtbank toont maar weer eens aan dat de lat voor het aantonen van opzet tot misleiding c.q. fraude erg hoog ligt. De bewijslast ten aanzien van het aantonen van fraude ligt op de verzekeraar. Bovemij is niet de eerste verzekeraar die recentelijk door de rechter wordt veroordeeld tot ongedaanmaking van de verregaande maatregelen verbonden aan fraude. Indien een verzekeraar dit soort maatregelen ten onrechte heeft getroffen, kan dat een onrechtmatige daad jegens de verzekerde opleveren, hetgeen leidt tot de verplichting om behalve de getroffen maatregelen ongedaan te maken ook de advocaatkosten c.q. buitengerechtelijke kosten te vergoeden die een verzekerde heeft gemaakt om het initiële besluit aan te vechten.