Gerechtshof grijpt in, nadat rechtbank eigen schuld toekent aan meisje (7) dat van pony valt
Op 20 augustus 2024 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zich uitgelaten over de vraag of een slachtoffer dat op 7-jarige leeftijd van een pony is gevallen, eigen schuld kan worden tegengeworpen door de bedrijfsmatig gebruiker van het dier. U kunt het arrest hier teruglezen.
Feiten
Op 16 januari 2018 viel een destijds zevenjarig meisje tijdens paardrijlessen bij manege De Lourenshoeve van een pony. Tijdens een les schrok de pony waarop het meisje reed van een onverwachte beweging van de pony die voor haar reed. Het meisje is van de pony gevallen en heeft daarbij letsel opgelopen. Zij is op haar linkerarm terechtgekomen en heeft aan die arm een gecompliceerde botbreuk met een vasculaire insufficiëntie opgelopen.
Rechtsvraag
De vraag in onderhavige procedure is of de manege aansprakelijk is voor de schade die het destijds zevenjarige meisje opliep als gevolg van het ongeval op 16 januari 2018. De inmiddels volwassen vrouw heeft de aansprakelijkheid gebaseerd op artikel 6:179 BW en artikel 6:181 BW, nu door de eigen energie van de pony, die bedrijfsmatig werd gebruikt door de manege, schade is toegebracht aan haar.
Oordeel rechtbank
In eerste instantie heeft de rechtbank geoordeeld dat de manege 60% van de schade van het slachtoffer moet vergoeden en dat 40% van de schade dus voor eigen rekening van het slachtoffer blijft.
De rechtbank heeft in dit kader onderzocht of de schade mede het gevolg is van omstandigheden die aan het slachtoffer kunnen worden toegerekend. Dit naar aanleiding van het beroep van de manege op artikel 6:101 BW (eigen schuld aan de zijde van het slachtoffer). Of er sprake is van omstandigheden die in de risicosfeer van het slachtoffer liggen, hangt af van de inhoud van de overeenkomst en de overige omstandigheden van het geval.
De manege heeft onder meer aangevoerd dat het slachtoffer, althans haar ouders, door het aangaan van een lesovereenkomst het risico hebben genomen dat zich tijdens de les een ongeval zou voordoen.
De rechtbank redeneert dat niet sprake is van aan het slachtoffer toe te rekenen omstandigheden die hebben geleid tot het ongeval en die daarmee hebben bijgedragen aan het ontstaan van schade als gevolg van dat ongeval, anders dan dat zij heeft deelgenomen aan de rijles. Er moet van worden uitgegaan dat het ongeval het gevolg is geweest van het onberekenbare gedrag van de pony vanwege de eigen energie van het dier.
De rechtbank benadrukt echter ook dat niet gebleken is dat de manege enig bijzonder verwijt treft. Het betrof een geschikte pony, de les was afgestemd op het niveau van het slachtoffer en er is geen onjuiste instructie gegeven.
In het licht van het voorgaande en rekening houdend met de ernst van het letsel van het slachtoffer, achtte de rechtbank een causale verdeling van de schade als gevolg van het ongeval van 60% voor de manege en 40% voor het slachtoffer op zijn plaats.
Oordeel gerechtshof
Het slachtoffer heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Volgens het slachtoffer is van eigen schuld geen sprake en dient de manege haar volledige schade te vergoeden.
Opvallend is dat de manege reeds in aanloop naar het hoger beroep, in haar memorie van antwoord, heeft verklaard dat zij niet langer een beroep doet op eigen schuld van het slachtoffer. Dit nadat het slachtoffer in haar memorie van grieven onder verwijzing naar jurisprudentie en literatuur uiteenzette dat behoudens ingeval van opzet of bewuste roekeloosheid er geen sprake kan zijn van eigen schuld van kinderen onder de 14 jaar. De manege heeft erkend dat zij volledig aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval en dat het slachtoffer recht heeft op vergoeding van haar volledige schade. Het gerechtshof vernietigt het vonnis van de rechtbank op het punt van de causale verdeling dus en bepaalt dat de manege (volledig) aansprakelijk is voor de door het slachtoffer geleden en te lijden materiële en immateriële schade toewijzen.
Het gerechtshof benadrukt dat een beroep op eigen schuld in beginsel niet opgaat wanneer het gaat om kinderen die jonger zijn dan 14 jaar. De Hoge Raad heeft overwogen dat wanneer in het leven geroepen gevaar zich verwezenlijkt ten aanzien van een kind waarvan, in verband met zijn leeftijd, slechts een beperkt inzicht in dat gevaar en een beperkt vermogen zich naar dat inzicht te gedragen mag worden verwacht, de billijkheid eist dat in beginsel de door het kind geleden schade ten laste komt van degene die onzorgvuldig handelend, dit gevaar in het leven roept. Hieruit en uit de parlementaire geschiedenis van artikel 6:101 BW volgt dat van een kind, in verband met zijn leeftijd, slechts een beperkt zicht in gevaar en een beperkt vermogen zich naar dat inzicht te gedragen mag worden verwacht. Zijn gedraging kan hem daarom slechts onder bepaalde omstandigheden worden toegerekend, aldus het gerechtshof. Dat laatste geldt dus niet in deze casus.
Conclusie
Het gerechtshof concludeert dat de manege 100% schadevergoedingsplichtig is jegens het slachtoffer. Het gerechtshof corrigeert dus de juridische mispeer van de rechtbank, die in eerste instantie eigen schuld van een zevenjarig meisje had aangenomen.