Op 22 december 2015 verscheen er een opmerkelijke uitspraak van het Hof Leeuwarden – Arnhem. De casus was als volgt. In 1997 kreeg een man een geneesmiddel, Permax, voorgeschreven tegen de ziekte van Parkinson. Hij vergokte in die tijd een bedrag van maar liefst € 452.871 en stelde hiervoor vervolgens de producent van het geneesmiddel aansprakelijk. Hij stelde dat de gokverslaving een bijwerking was van het geneesmiddel en vond dat de geneesmiddelenproducent de bijwerking had moeten vermelden op de bijsluiter.
Eerder (voordat het Hof dat deed) boog de rechtbank zich al over deze zaak. De volledige uitspraak van de rechtbank vind je hier. De rechtbank benoemde in die zaak een deskundige die moest onderzoeken of er een relatie was tussen het geneesmiddel en de gokverslaving. Ook moest de deskundige de vraag beantwoorden of de geneesmiddelproducent in 2006 al bekend kon zijn met deze bijwerking, en deze bijwerking derhalve had moeten vermelden in haar bijsluiter. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank (naar aanleiding van het rapport van de deskundige) dat sprake was van een oorzakelijk verband. Daarbij verwees de rechtbank onder meer naar een Europese aanbeveling van de Pharmacovigilance Working Party (PhVWP), die al in juli 2006 een verband zag tussen dit soort geneesmiddelen en gokverslaving. De PhVWP vond het zelfs toen al noodzakelijk dat pathalogisch gokken in de bijsluiter als bijwerking werd opgenomen.
De producent van het geneesmiddel kwam vervolgens tegen de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep. Zij stelde dat de man al gokverslaafd was voordat hij het geneesmiddel ging slikken en daarnaast zou de man niet hebben weersproken dat hij zich in 2003 en 2004 had laten behandelen en dat hij ondanks die behandeling niet minder is gaan gokken. Het Hof heeft de man nu in de gelegenheid gesteld om dit alsnog te bewijzen.
To be continued…