Groepsaansprakelijkheid biedt uitkomst na verkeersruzie

Het hof Amsterdam heeft zich op 13 augustus 2024 uitgelaten over de aansprakelijkheid van verschillende personen die bij een verkeersruzie betrokken waren. Het gaat om twee gezamenlijk behandelde letselschadezaken. De uitspraak is gepubliceerd op 3 oktober 2024 en kunt u hier teruglezen.

Wat is er gebeurd?

In mei 2019 reed een man met zijn huisgenote in de auto en kreeg ruzie met de bestuurder van een taxi. Van beide kanten wordt gesproken over hinderlijk gedrag, zoals plotseling remmen, rechts inhalen, bumperkleven en afsnijden. Op enig moment is de man toen op de achterkant van de andere auto gebotst.

Na het ongeval stapte de man uit en hetzelfde geldt voor de bestuurder van de taxi en diens broer die op de passagiersstoel zat. Vervolgens is er een ruzie ontstaan en was er sprake van fysiek contact. De man is toen met één van de broers in een slot gevallen. Vervolgens heeft de bestuurder van de taxi zijn andere broer gebeld, die ter plaatse kwam met een oom van de taxibestuurder. Vervolgens is er wederom gevochten. De man is daarna met een ambulance naar het ziekenhuis afgevoerd.

De details van wat er is voorgevallen zijn niet helemaal duidelijk. Zo zou de man met een life-hammer zijn geslagen, maar die is niet aangetroffen. Wel had de man een hoofdwond. Daarnaast is duidelijk dat de door de man opgelopen botbreuk in zijn ellenboog en de verwonding aan zijn arm zijn veroorzaakt door het gebeuren rond de val in de sloot.

Het geschil

De man heeft schadevergoeding gevorderd van de twee broers. De rechtbank heeft dit in eerste instantie toegewezen door te oordelen dat de broers beide voor een deel van de schade aansprakelijk zijn. Daar waren de broers het niet mee eens en daarom hebben zij hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van rechtbank.

De broers worden ook strafrechtelijk vervolgd, maar in die strafzaken is op het moment dat dit arrest wordt gewezen nog geen uitspraak gedaan.

Het oordeel van het hof

Het hof moet beoordelen of de broers aansprakelijk zijn voor het letsel dat de man heeft opgelopen. Aangezien bepaalde details van de toedracht niet volledig duidelijk zijn, wordt dit beoordeeld aan de hand van groepsaansprakelijkheid in de zin van artikel 6:166 BW. Dit artikel regelt dat indien iemand onrechtmatig schade toebrengt aan een anders en de groep die persoon daarvan vanwege de kans op schade had moeten weerhouden, de groep hiervoor aansprakelijk kan worden gehouden.

Voor de aansprakelijkheid van de eerste broer overweegt het hof dat hij betrokken was bij het gevecht dat zich nabij de slootkant voordeed. Het hof is van mening dat hij moet hebben ingezien dat dit het risico op een val in de sloot met ernstig letsel tot gevolg inhield. Het maakt daarbij niet uit of deze betreffende broer de man zelf in de sloot heeft geduwd. Ook als zijn andere broer dit zou hebben gedaan is hij hiervoor namelijk aansprakelijk, aangezien zij samen met de man vochten. Een botbreuk valt te verwachten bij een dergelijke val, zodat het ook niet uitmaakt dat niet helemaal duidelijk is hoe de ellenboog is gebroken. Hetzelfde geldt voor de hoofdwond van de man. De eerste broer is daarom aansprakelijk op grond van artikel 6:166 BW.

De tweede broer kan naar het oordeel van het hof ook aansprakelijk worden gehouden voor de schade van de man. Op basis van de getuigenverklaringen kan het hof in zijn geval echter wel duidelijk vaststellen dat hij de man op zijn kaak en in zijn gezicht heeft geslagen. Hij kan daarom aansprakelijk worden geacht op grond van een reguliere onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW. Aangezien duidelijk is dat hij niet betrokken was bij het gevecht bij de sloot, kan hij daarvoor niet aansprakelijk worden geacht op basis van groepsaansprakelijkheid.

Daarnaast beoordeelt het hof de eigen schuld van de man die het letsel opliep. De broers betogen dat zijn rijgedrag en het feit dat hij achterop de taxi is gebotst aanleiding geven voor het oordeel dat hij heeft bijgedragen aan het ontstaan van de ruzie. Het hof acht het verkeersgedrag van de man echter geen reden om te oordelen dat hij heeft bijgedragen aan het ontstaan van het gevecht.

Tot slot begroot het hof de schade die de broers moeten betalen. Aangezien vooral het letsel dat de eerste broer heeft toegebracht tot schade heeft geleid, moet hij de man een schadevergoeding van bijna € 70.000,00 betalen. De tweede broer moet de man een schadevergoeding betalen van € 650,00 als onderdeel van het smartengeld.

Conclusie

Groepsaansprakelijkheid is een niet veel voorkomende constructie die in zaken als deze, waarin een groep betrokken is en enige onduidelijkheid bestaat over de toedracht en/of het ontstaan van het letsel, van groot belang kan zijn voor de positie van het slachtoffer.

Heeft u vragen over de aansprakelijkheid voor een onrechtmatige daad in groepsverband?

Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen. Dit kan via het telefoonnummer boven in beeld of door een e-mailbericht te sturen naar info@jba.nl.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *