Horecagelegenheid aansprakelijk voor van bovenverdieping vallend glaswerk?  

De rechtbank Oost-Brabant heeft zich onlangs uitgelaten over de vraag of een Eindhovense horecagelegenheid, die overdag dienstdoet als restaurant en ’s avonds wordt omgetoverd tot danszaal, aansprakelijk is voor de schade van een bezoekster als gevolg van een van een bovenverdieping vallend glaswerk. De uitspraak is op 21 september 2021 gepubliceerd. U kunt de uitspraak hier teruglezen.

Feiten
Verzoekster bezocht de Eindhovense horecagelegenheid De Vooruitgang op 7 april 2018 met drie vriendinnen. De benedenverdieping en de bovenverdieping in De Vooruitgang staan met elkaar in verbinding middels een vide. De eerste verdieping is voorzien van balustraden. In het midden van De Vooruitgang bevindt zich een soort atrium. Onderstaande afbeelding geeft de situatie ter plaatse weer.

In de vroege ochtend van 8 april 2018 rond 1:15 uur werd verzoekster het slachtoffer van een ongeval, doordat er een glas van de bovenverdieping naar beneden op haar hoofd terecht is gekomen. De persoon die het glaswerk liet vallen is direct naar beneden gekomen om zijn excuses aan te bieden. Aanvankelijk leek het letsel van verzoekster mee te vallen, maar enkele uren later verloor zij het bewustzijn en is zij afgevoerd naar het ziekenhuis. Zij is nog diezelfde nacht ontslagen uit het ziekenhuis, maar stelt ernstige klachten en beperkingen te hebben overgehouden aan het ongeval. Zo is haar belastbaarheid laag en lijdt zij aan concentratie- en geheugenproblemen.

De persoon die het glaswerk liet vallen, bleek helaas voor verzoekster niet meer te achterhalen. Daarom heeft zij de aansprakelijkheidsverzekeraar van De Vooruitgang, Nationale Nederlanden, in een procedure aansprakelijk gesteld voor haar schade als gevolg van het ongeval.

Wettelijk kader

Verzoekster stelt zich op het standpunt dat De Vooruitgang artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft geschonden door een gevaarzettende situatie te creëren die haar kan worden toegerekend. Of in casu sprake is van onrechtmatige gevaarzetting dient te worden beoordeeld in het licht van de zogenoemde Kelderluik-criteria, zijnde:

  • de mate van waarschijnlijkheid waarmee niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht;
  • de kans dat dit tot ongevallen leidt;
  • de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben en;
  • de mate van bezwaarlijkheid van het nemen van veiligheidsmaatregelen.

Verzoekster stelt zich op het standpunt dat De Vooruitgang gevaarzettend heeft gehandeld doordat zij onvoldoende veiligheidsmaatregelen heeft getroffen om letsel zoals zij heeft geleden te voorkomen.

Verzoekster stelt allereerst dat de mate van waarschijnlijkheid waarin het niet in acht nemen van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht in casu hoog is, omdat De Vooruitgang een horecagelegenheid is waar alcohol wordt geschonken.

De kans dat daardoor ongevallen ontstaan is vervolgens groot. Verzoekster verwijt De Vooruitgang dat zij een situatie heeft gecreëerd waarin op de bovenverdieping mensen met glaswerk in hun handen staan of glaswerk op de balustrade plaatsen. Het is daardoor eenvoudig een glas naar beneden te laten vallen, aldus verzoekster. Daarnaast was er geen bescherming tegen vallend glaswerk aangebracht, zoals een scherm of gespannen net. Ook is er niet voor gekozen om op de eerste verdieping gebruik te maken van plastic bekers.

De ernst en de gevolgen van een ongeval zijn voorts groot, betoogt verzoekster. Een glas valt ofwel op de hoofden van bezoekers of het spat uiteen op de grond met mogelijke verwondingen door opspattend glas tot gevolg.

De bezwaarlijkheid van te nemen maatregelen is tot slot niet groot volgens verzoekster. Plastic bekers zorgen al voor minder gevaar en hetzelfde geldt voor het plaatsen van een scherm achter de balustrade.

Gezien het voorgaande heeft De Vooruitgang volgens verzoekster een gevaarzettende situatie gecreëerd die onrechtmatig is en daarmee op grond van artikel 6:162 BW leidt tot aansprakelijkheid en de verplichting om de schade van verzoekster als gevolg van het ongeval te vergoeden.

Oordeel rechtbank

Het betoog van verzoekster ten spijt is de rechtbank van oordeel dat in onderhavige situatie géén sprake is van onrechtmatige gevaarzetting van De Vooruitgang. Het verzoek van verzoekster wordt derhalve afgewezen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.

De rechtbank volgt verzoekster allereerst niet in haar argument dat de kans op ongevallen groot is gezien de inrichting van De Vooruitgang. De inrichting van De Vooruitgang nodigt niet uit tot het plaatsen van glaswerk op de reling, redeneert de rechtbank. Daarnaast bevinden zich op de eerste verdieping naast de balustrade vooral lager gelegen tafels en zitjes en is op een door verzoekster overgelegde foto te zien dat aan de balustrade voorzieningen zijn aangebracht waarop glaswerk kan worden gezet in plaats van op de reling. Die voorzieningen zijn bovendien ten opzichte van de reling op zodanige hoogte aangebracht dat de kans dat een glas dat op die voorzieningen is gezet over de reling valt (zeer) klein is, aldus de rechtbank.

De rechtbank is voorts van mening dat redelijkerwijs niet van De Vooruitgang kan worden gevergd dat zij het gebruik van glaswerk op de bovenverdieping verbiedt. De Vooruitgang zou naar opvatting van verzoekster op de bovenverdieping bijvoorbeeld alleen drank in plastic bekers kunnen serveren. Daarin gaat de rechtbank echter niet mee. Afgezet tegen de gestelde en in de rede liggende weerstand die plastic bekers bij bezoekers oproepen, hoeft het nemen van een dergelijke maatregel onder normale omstandigheden redelijkerwijs niet van De Vooruitgang te worden gevergd, stelt de rechtbank.

Naar het oordeel van de rechtbank had alleen het spannen van een net of een andere vorm van valbescherming het ongeval waarschijnlijk kunnen voorkomen. Naar het oordeel van de rechtbank had De Vooruitgang een dergelijk vergaande maatregel echter niet hoeven te treffen. Een dergelijke maatregel zou wezenlijk afbreuk doen aan het ontwerp van het interieur en niet in verhouding staan tot de geringe kans dat een glas naar beneden valt (en iemand treft), aldus de rechtbank.

Conclusie

De conclusie van de rechtbank is uiteindelijk dat De Vooruitgang niet aansprakelijk is voor het ongeval dat verzoekster is overkomen in de nacht van 7 april 2018 op 8 april 2018. Het verzoek van verzoekster wordt afgewezen, omdat, mede in het licht van de Kelderluik-criteria, van onrechtmatige gevaarzetting geen sprake is van volgens de rechtbank.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *