Jeroen Bosch Advocaten helpt!
Het merendeel van de dossiers bij Jeroen Bosch Advocaten betreffen verkeersongevallen. De advocaten van Jeroen Bosch Advocaten zijn gespecialiseerd in de behandeling van verkeersongevallen waarbij slachtoffers vaak ernstig letsel oplopen.Bij verkeersongevallen zijn vaak twee partijen betrokken:
- Een gemotoriseerde verkeersdeelnemer (gedacht kan worden aan een auto, scooter, motor of bus)
- Een niet-gemotoriseerde verkeersdeelnemer (gedacht kan worden aan voetgangers en fietsers).
Bescherming niet-gemotoriseerde verkeersdeelnemer
Een niet-gemotoriseerde verkeersdeelnemer wordt ook wel een zwakke verkeersdeelnemer genoemd. Als voetganger en fietser ben je namelijk kwetsbaar in het verkeer.
Omdat voetgangers en fietser zo kwetsbaar zijn is er een speciaal artikel in het leven geroepen, namelijk artikel 185 Wegenverkeerswet. Wil artikel 185 Wegenverkeerswet (WVW) van toepassing zijn, dan moet er aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Zo moet er sprake zijn van een ongeval dat op een openbare weg heeft plaatsgevonden en waarbij een gemotoriseerde verkeersdeelnemer en een niet-gemotoriseerde verkeersdeelnemer betrokken zijn.
Overmacht
Nadat is geconcludeerd dat artikel 185 WVW van toepassing is, komt de vraag aan de orde of er sprake is van overmacht aan de zijde van de gemotoriseerde verkeersdeelnemer. De gemotoriseerde verkeersdeelnemer draagt daarvan de bewijslast.
Er is slechts sprake van overmacht indien de gemotoriseerde rechtens géén enkele verwijt valt te maken ten aanzien van de wijze waarop hij in het verkeer heeft deelgenomen. Enkele factoren die bij de overmachtsvraag een rol spelen zijn de snelheid waarmee werd gereden en de mate van anticipatie op mogelijke verkeersfouten van anderen.
Eventuele fouten van het slachtoffer zelf zijn daarbij slechts van belang wanneer die fouten voor de gemotoriseerde zo onwaarschijnlijk waren, dat deze bij het bepalen van diens rijgedrag met die mogelijkheid naar redelijkheid geen rekening behoefde te houden.
100% regel
Ten opzichte van een kind jonger dan 14 jaar kan de gemotoriseerde zich alleen op overmacht beroepen indien bijvoorbeeld het fietsende kindopzet of daaraan grenzende roekeloosheid verweten kan worden. Uit de praktijk blijkt dat het bijna onmogelijk is om opzet van een kind aan te tonen.Kinderen hebben namelijk geen verkeersinzicht en kunnen de consequenties en hun handelen niet overzien. Om die reden is er bijna nooit sprake van opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid.
Indien de gemotoriseerde géén opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid kan aantonen bij het kind aantonen, dan moet de automobilist de schade van het kind voor 100% vergoeden.
50%-regel
Mocht overmacht niet aannemelijk zijn, dan moet verder worden gegaan met de volgende stap, namelijk het vaststellen van de causale verdeling. Deze verdeling moet worden gemaakt om de uiteindelijke schadevergoedingsverplichting vast te stellen.
In ieder geval dient de schade van bijvoorbeeld een zwakke verkeersdeelnemer die 14 jaar of ouder is voor 50% te worden vergoed. Dit is de 50%-regel. Deze regel gaat dus niet op als er sprake is van overmacht aan de zijde van de gemotoriseerde.
Vaak is er echter geen sprake van overmacht, maar zijn het ongeval en de schade mede ontstaan door gedrag van de gemotoriseerde. Het komt dan tot een verdeling van de schade tussen de gemotoriseerde en de zwakke verkeersdeelnemer in evenredigheid met de mate waarin de over en weer gemaakte fouten gevaar voor het ontstaan van het ongeval in het leven hebben geroepen. Dit betreft een beoordeling op grond van artikel 6:101 BW.
Een voorbeeld is een fietser die in een grote mate verantwoordelijk is voor het ongeval, bijvoorbeeld voor 75%. De gemotoriseerde zal op grond van de 50%-regel alsnog de schade voor 50% moeten vergoeden.
Na deze stap zijn we er echter nog niet. Na het vaststellen van de causale verdeling moet er namelijk nog één stap worden gezet, namelijk de toepassing van de billijkheidscorrectie.
De billijkheidscorrectie
De billijkheidscorrectie kan de causale verdeling in stand laten, maar kan die verdeling ook aanpassen. Dit kan zowel in het voordeel als in het nadeel van de zwakke verkeersdeelnemer.
Indien de 50%-regel van toepassing is kan de vergoedingsplicht nooit lager uitvallen dan 50%. Een factor die een rol kan rol spelen bij toepassing van de billijkheidscorrectie is het zogenaamde ‘Betriebsgefahr’. Dat is het feit dat het gebruik van een auto sowieso gevaar met zich meebrengt. Ook de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten en de ernst van het letsel kunnen worden meegewogen.
Contact
De bescherming van zwakke verkeersdeelnemers op grond van artikel 185 WVW blijft lastig. Gelukkig zijn de advocaten van Jeroen Bosch Advocaten gespecialiseerd in de behandeling verkeersongevallen en dan met name de verkeersongevallen waarbij zwakke verkeersdeelnemers betrokken zijn. Wij helpen u daarom graag met het verhalen van uw schade.
Bent u als (zwakke) verkeersdeelnemer betrokken geraakt bij een ongeval? En u heeft daarbij letsel opgelopen? Dan bent u bij ons op het juiste adres. U kunt ons bereiken op telefoonnummer 073-6900888. Ook kunt u ons een facebookbericht sturen of een e-mail naar of info@jba.nl.