Een ongeluk in een ambulance: wat dan?
Al eerder hebben wij in een artikel kort uiteengezet wat een deelgeschilprocedure inhoudt. Een deelgeschilprocedure heeft veel voordelen voor het slachtoffer. In dit artikel wordt een recente uitspraak van 31 augustus 2015 besproken over werkgeversaansprakelijkheid in een deelgeschilprocedure.
Nog even kort de deelgeschilprocedure
De deelgeschilprocedure is geregeld in de artikelen 1019w – 1019bb in het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Deze regeling heeft tot doel om te bevorderen dat partijen er samen uitkomen, waardoor zij de gang naar de bodemrechter niet hoeven te maken. Voor partijen is deze procedure ook een extra mogelijkheid om snel duidelijkheid te krijgen over hun positie. Voor slachtoffers speelt zeker mee dat de procedure voorziet in een volledige vergoeding van de gemaakte kosten. Een winstpunt blijkt ook te zijn dat een zaak niet volledig escaleert en het knelpunt/struikelblok snel kan worden opgelost. De bodemzaken kunnen dan worden benut voor ingewikkelde aansprakelijkheidskwesties die met een enkele beslissing in een deelgeschil niet kunnen worden opgelost.
Het arbeidsongeval
In de hiervoor genoemde uitspraak gaat het om de schade van een ambulanceverpleegkundige. Op 27 februari 2010 is de verpleegkundige in de uitoefening van haar werkzaamheden een ongeval overkomen. Op de betreffende dag verpleegde de ambulanceverpleegkundige een patiënt in een rijdende ambulance. Tijdens deze rit heeft zij de inhoud van een glazen ampul met medicijnen aan die patiënt toegediend. Dit deed zij zittend in een stoel naast de liggende patiënt. Om het medicijn goed te kunnen toedienen, moest de glazen ampul (af)gebroken worden. Na toediening wilde zij de lege, gebroken ampul in een daartoe bestemde naaldencontainer deponeren. Deze container was vanaf haar stoel niet bereikbaar. Zij is daarom opgestaan om naar die container te stappen. Terwijl zij, staande in de ambulance, probeerde de naaldencontainer te openen heeft zij – door een beweging van de rijdende ambulance – in een reflex haar rechterhand in de gebroken ampul gedrukt waardoor er glas in haar duim is terechtgekomen.
De ambulanceverpleegkundige heeft haar werkgever aansprakelijk gesteld op grond van artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek. De werkgever is verzekerd bij Achmea. Achmea heeft de aansprakelijkheid van de hand gewezen met onder meer het argument dat de inrichting van de ambulance voldeed aan de daaraan te stellen eisen.
Is er in dit geval sprake van domme pech of kan de werkgever hiervoor aansprakelijk worden gehouden? Hoe ver ligt de grens van werkgeversaansprakelijkheid?
De beoordeling
Het staat vast dat de verpleegkundige in de uitoefening van haar werkzaamheden schade heeft geleden. Haar werkgever is op grond van artikel 7:658 lid 2 BW aansprakelijk voor de schade die zij heeft opgelopen, tenzij de werkgever aantoont zijn in artikel 7:658 lid 1 BW beschreven zorgplicht te zijn nagekomen, waarbij wordt opgemerkt dat de schade niet het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de verpleegkundige. In artikel 7:658 lid 1 BW is bepaald dat de werkgever verplicht is “de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.”
Het is dus aan de werkgever om te stellen en zo nodig te bewijzen, kort gezegd, dat hij al die maatregelen heeft genomen en al die aanwijzingen heeft gegeven die redelijkerwijs nodig waren om de schade te voorkomen.
De werkgever stelt dat de inrichting van de ambulance waarin het ongeval plaatsvond zorgvuldig was samengesteld, voldeed aan de daaraan te stellen eisen en in het bijzonder dat met veel veiligheidsaspecten rekening was gehouden en dat was voldaan aan de toepasselijke wettelijke regels en de NEN-normering betreffende medische voertuigen en hun uitrusting. Uitgangspunt is geweest dat de meest voorkomende handelingen van de ambulanceverpleegkundige zittend en in de veiligheidsgordel dienen te kunnen worden verricht.
De werkgever erkent wel dat door medewerkers bedenkingen zijn geuit bij de plaatsing van de naaldencontainer. Dat betekent echter niet dat de werkgever een kenbaar risico heeft genomen waardoor een onveilige situatie is ontstaan. De werkgever wijst er verder op dat de kans op een ongeval, zoals heeft plaatsgevonden, bijzonder klein is terwijl de ernst van het letsel dat de ambulanceverpleegkundige heeft opgelopen onwaarschijnlijk is. Verder betoogt de werkgever dat het plaatsen van een naaldencontainer binnen handbereik van de stoel van de ambulanceverpleegkundige praktische onmogelijk was.
De werkgever stelt tot slot dat voor haar ambulancemedewerkers de instructie gold dat zij in verband met de eigen veiligheid tijden het vervoer van de patiënt zoveel mogelijk in de gordel in de stoel moesten blijven zitten en dat daarom van de verpleegkundige had moeten worden verwacht dat zij de (gebroken) ampul eerst in de naaldencontainer zou deponeren nadat de ambulance tot stilstand was gekomen.
Het oordeel van de rechtbank Gelderland
De kantonrechter komt onder meer tot het oordeel dat de ter zake de inrichting geldende NEN-normen geen regels inhouden omtrent de plaats (ten opzichte van de stoel van de ambulancemedewerker) van de afvalbak voor gebruikte ampullen. Dit betekent echter niet dat de ambulance daarom veilig is. naar het oordeel van de kantonrechter is de door de werkgever ontworpen inrichting van de ambulance juist onveilig. Het staat immers vast dat in de vorige ambulances het wel mogelijk was/is om, zittend in de stoel, gebruikte ampullen in een (afval)container te doen. Dat de inrichting van de ambulance aan de NEN-normen voldoet, is volgens de kantonrechter niet van belang omdat deze normen niets zeggen over de plaats van de afvalcontainer voor gebruikte ampullen. Ook is van belang dat de werkgever kort na ingebruikname erop is gewezen dat de bedoelde (afval)container niet op armlengte van de stoel was geplaatst. De stelling van de werkgever dat het niet mogelijk is om een afvalcontainer voor gebruikte ampullen in de ambulance te plaatsen op zodanige afstand dat deze voor de ambulancemedewerker bereikbaar is, gaat dan ook niet op.
Vanwege de aard van het werk (van ambulancemedewerkers) mogen hoge eisen aan de veiligheid van de werkomgeving (ambulance) worden gesteld. De aard van het werk brengt immers mee dat ambulancemedewerkers in een rijdende auto moeten werken met scherpe materialen zoals naalden en andere scherpe voorwerpen zoals een gebroken ampul.
De kantonrechter komt dan ook tot het oordeel dat de werkgever aansprakelijk is op grond van artikel 7:658 BW voor het ongeval dat de ambulanceverpleegkundige is overkomen.
Waarom een deelgeschilprocedure?
Tussen partijen was niet in het geding of deze zaak zich leende voor een beslissing in een deelgeschilprocedure. Het voordeel van deze procedure is juist de snelle afhandeling en de relatief lage kosten. De verpleegkundige heeft in maart 2015 het verzoekschrift ingediend. In augustus 2015 is er al een beschikking gewezen. Daarnaast is het voordeel dat in de deelgeschilprocedure de aansprakelijke partij wordt veroordeeld in de kosten (1019aa lid 1 Rv). De ambulanceverpleegkundige heeft in een korte termijn en met veel voldoening vergoeding gekregen voor de door haar geleden schade. In een bodemprocedure had zij dit op zo’n korte termijn waarschijnlijk niet bereikt.
Contact
Wilt u graag advies over dit onderwerp? Schroom dan vooral niet om contact met ons op te nemen. U kunt ons bereiken op telefoonnummer 073-6900888, of stuur ons een facebookbericht of een e-mail naar info@jba.nl.