Rechtbank: knoeien met wapen leidt tot aansprakelijkheid, ook bij onduidelijke toedracht
Op 17 juli 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam zich uitgelaten over een incident met een zogenoemde BB-gun. Het incident vond plaats in een woning in Schiedam en leidde ertoe dat een vrouwelijk slachtoffer blind raakte aan haar linkeroog. U kunt de uitspraak hier teruglezen.
Feiten
Op 16 juni 2021 vond in een woning in Schiedam een incident plaats met een zogenoemde BB-gun. Een BB-gun is een luchtdrukwapen dat kleine metalen balletjes of kogeltjes als munitie gebruikt. Het is een replica van een echt vuurwapen. De BB-gun was van een 19-jarige vrouw. Zij woonde op dat moment tijdelijk met haar moeder in de desbetreffende woning. De 19-jarige vrouw en haar moeder woonden tijdelijk in bij een gezin, bestaande uit twee ouders en een meisje van 17.
Het 17-jarige meisje nodigde op enig moment een oude bekende van de basisschool (hierna: verzoekster) bij haar thuis uit. Tijdens het incident waren zij in de slaapkamer van het 17-jarige meisje. In die slaapkamer stond een kledingrek waarop kleding van het 17-jarige meisje hing, maar ook jasjes van de 19-jarige vrouw hingen. In één van die jasjes van de 19-jarige vrouw bevond zich de BB-gun.
Verzoekster ging op enig moment met haar handen door de jasjes heen die op het kledingrek hingen. Zij vond toen de BB-gun in een kledingstuk en haalde deze daaruit. Kort daarop heeft het 17-jarige meisje de BB-gun gepakt. De BB-gun is vervolgens op enig moment daarna afgegaan en een metalen kogeltje uit de BB-gun is in het linkeroog van verzoekster terechtgekomen. Verzoekster is hierdoor blind geraakt aan haar linkeroog.
Strafprocedure
Verzoekster heeft bij de politie aangifte gedaan tegen het 17-jarige meisje. Het 17-jarige meisje is strafrechtelijk vervolgd. De kinderrechter van de rechtbank heeft bij op 10 juni 2022 uitgesproken vonnis bewezen geacht dat zij in strijd heeft gehandeld met artikel 13 eerste lid van de Wet wapens en munitie en haar een werkstraf opgelegd van 30 uur. Van dit vonnis is het OM vervolgens in hoger beroep gekomen.
Het hof oordeelde in hoger beroep dat de resultaten van het politieonderzoek onvoldoende waren om aan de hand daarvan nauwkeurig te kunnen vaststellen wat zich in de slaapkamer precies had afgespeeld, nadat de verzoekster de BB-gun uit de jaszak had gehaald. Het hof oordeelde onder meer dat niet vast te stellen is dat het 17-jarige meisje de BB-gun op het slachtoffer had gericht.
Wél oordeelde het hof dat het 17-jarige meisje in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie had gehandeld, door een voorwerp voorhanden te hebben ‘dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was’.
Civiele procedure
Verzoekster heeft de deelgeschilrechter van de Rechtbank Rotterdam verzocht om voor recht te verklaren dat het 17-jarige meisje en de 19-jarige vrouw ieder hoofdelijk aansprakelijk zijn voor haar schade. Het verzoek wordt gehonoreerd door de rechtbank. Die overweegt daartoe het volgende.
Volgens de rechtbank heeft zowel het 17-jarige meisje als de 19-jarige vrouw onrechtmatig gehandeld en strekt de door hen geschonden norm tot bescherming tegen de schade die verzoekster lijdt.
Wat betreft de civielrechtelijke onrechtmatigheid en aansprakelijkheid van het 17-jarige meisje overweegt de rechtbank dat deze niet kan worden gebaseerd op het met de BB-gun gericht schieten op verzoekster. De rechtbank volgt daarin het gerechtshof in de strafprocedure. Echter, zoals blijkt uit de bewezenverklaring van het hof is strafrechtelijk komen vast te staan dat het 17-arige meisje een BB-gun voorhanden had, hetgeen een handelen oplevert in strijd met de Wet wapens en munitie. Het in strijd handelen met deze wettelijke norm levert in beginsel een onrechtmatige daad op van het 17-jarige meisje jegens verzoekster.
Wat betreft de civielrechtelijke onrechtmatigheid en aansprakelijkheid van de 19-jarige vrouw overweegt de rechtbank dat deze eveneens kan worden gebaseerd op overtreding van de Wet wapens en munitie. De 19-jarige vrouw had de BB-gun in Polen verkregen of gekocht en mee naar Nederland had genomen. De BB-gun was door haar in haar bodywarmer (het jasje) gedaan dat op het kledingrek in de kamer van het 17-jarige meisje hing. Daarmee was ook aan de kant van de 19-jarige vrouw sprake van niet toegestaan voorhanden hebben van een op grond van de Wet wapens en munitie verboden wapen.
De rechtbank vindt ook dat beide daders in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid hebben gehandeld. Daarmee hebben zij jegens verzoekster onrechtmatig gehandeld.
Het 17-jarige meisje heeft naar het oordeel van de rechtbank jegens verzoekster onzorgvuldig gehandeld, omdat zij de BB-gun ter hand heeft genomen zonder zich ervan te vergewissen dat deze niet met metalen kogeltjes, waarmee geschoten kon worden, geladen was. Zij heeft het onaanvaardbare risico genomen dat het wapen geladen was en met haar onzorgvuldige omgaan met de BB-gun de veiligheid van verzoekster in gevaar gebracht, aldus de rechtbank.
Ook de 19-jarige vrouw heeft jegens verzoekster in strijd gehandeld met de zorgvuldigheidsnorm die zij jegens haar in acht had behoren te nemen. Zij heeft een ernstig risico genomen door de (door de wet verboden) BB-gun in huis te halen en door te verzuimen de BB-gun achter slot en grendel te bewaren, waarmee het risico is genomen dat een ander dit zou gebruiken en daarmee iemand zou verwonden.
Conclusie
De rechtbank komt aldus tot de slotsom dat beide daders aansprakelijk zijn voor het incident. Op grond van artikel 6 lid 2 BW zijn zij ieder hoofdelijk aansprakelijk voor de door verzoekster geleden en nog te lijden schade, wat betekent dat verzoekster beiden individueel kan aanspreken voor haar volledige schade.