Werkgever aansprakelijk voor eenzijdig verkeersongeval?
Op 11 december 2024 deed de Rechtbank Limburg uitspraak in een zaak waarin de aansprakelijkheid van een werkgever centraal stond. De kwestie draaide om een eenzijdig verkeersongeval, waarbij een werknemer letsel opliep tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden.
Feiten en omstandigheden
Op 1 december 2020 trad een werknemer in dienst bij zijn werkgever als bezorger. Op 13 januari 2021 reed de werknemer op een door de werkgever aan hem ter beschikking gestelde scooter om op een adres te gaan bezorgen. Tijdens deze rit botste hij tegen een paaltje dat tussen de strepen op het wegdek tussen het fietspad en de rijbaan stond. De werknemer is ten val gekomen en heeft daarbij letsel opgelopen.
De werknemer heeft zijn werkgever aansprakelijk gesteld. Hij stelt dat zijn werkgever een behoorlijke verzekering had moeten afsluiten voor dit soort ongevallen. De werkgever heeft hier geen inhoudelijke reactie op gegeven. Hierna heeft de werknemer zijn werkgever gedagvaard. De werkgever was niet verschenen en er is verstekvonnis gewezen. Hiertegen is de werkgever in verzet gegaan.
Centrale vraag
De centrale vraag was of de werkgever aansprakelijk is voor de door de werknemer geleden schade als gevolg van het eenzijdige verkeersongeval dat hem is overkomen tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden. De werknemer baseert de aansprakelijkheid van de werkgever op artikel 7:658 BW en/of artikel 7:611 BW.
De werknemer verwijt zijn werkgever dat hij heeft verzuimd een verzekering af te sluiten. Hij beroept zich op de in de rechtspraak ontwikkelde rechtsregel dat de werkgever ingevolge artikel 7:611 BW gehouden is zorg te dragen voor een behoorlijke verzekering van werknemers van wie de werkzaamheden ertoe kunnen leiden dat hij als bestuurder van een motorvoertuig bij een verkeersongeval betrokken raken.
De werkgever heeft erkend geen verzekering te hebben afgesloten. De aansprakelijkheid op grond van artikel 7:611 BW van de werkgever voor de schade die de werknemer als gevolg daarvan lijdt en/of zal lijden (het mislopen van een verzekeringsuitkering) staat daarmee volgens de rechtbank in ieder geval vast. De werkgever betwist echter dat hij aansprakelijk is op grond van artikel 7:658 BW.
Juridisch kader
Volgens artikel 7:658 lid 2 BW is de werkgever aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij de werkgever aantoont dat hij zijn zorgplicht is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
Artikel 7:658 lid 1 BW stelt dat de werkgever verplicht is om de werkomgeving, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee de arbeid wordt verricht, op een veilige manier in te richten en te onderhouden. Daarnaast moet de werkgever de nodige maatregelen treffen en aanwijzingen geven om te voorkomen dat de werknemer schade lijdt tijdens het werk. Artikel 7:658 BW garandeert geen absolute bescherming tegen gevaar, maar verplicht de werkgever wel om redelijke voorzorgsmaatregelen te nemen om schade te voorkomen. De precieze verplichtingen van de werkgever in een specifieke situatie zijn afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Belangrijke factoren hierbij zijn onder andere de aard van het werk, de zichtbaarheid van het gevaar, de haalbaarheid van het treffen van maatregelen en de te verwachten (on)oplettendheid van de werknemer, ook in relatie tot diens (werk)ervaring.
Wanneer een werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden deelneemt aan het verkeer op de openbare weg, kan de zorgplicht van artikel 7:658 BW vereisen dat de werkgever maatregelen neemt en aanwijzingen geeft om te voorkomen dat de werknemer schade lijdt. In gevallen waarin een werknemer deelneemt aan het wegverkeer, is de zorgplicht van de werkgever doorgaans echter beperkt. De werkgever heeft namelijk geen controle over de inrichting en verkeersveiligheid van de openbare weg. Bovendien kunnen veel verschillende factoren bijdragen aan verkeersongevallen, waar de werkgever geen directe invloed op heeft. De werkgever heeft daarentegen wel invloed op de veiligheid van het voertuig dat hij aan de werknemer ter beschikking stelt en op het geven van instructies en voorschriften die de veiligheid van de werknemer bevorderen. Dit blijkt het arrest van de Hoge Raad genaamd Maatzorg/van der Graaf.
Beoordeling rechter
Vaststaat dat de werknemer op 13 januari 2021 een ongeval heeft gehad tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden en daarbij (in ieder geval enige) schade heeft geleden. Dit betekent dat de werkgever in beginsel aansprakelijk is, tenzij hij stelt en, zo nodig, bewijst dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan, of wanneer de werkgever kan aantonen dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van de werknemer is echter niet gebleken.
De werkgever heeft ook niet aangetoond dat hij voldoende maatregelen heeft getroffen en aanwijzingen heeft gegeven om te voorkomen dat de werknemer tijdens zijn werkzaamheden schade zou lijden. De kantonrechter laat in het midden of de werkgever de werknemer een geschikt, veilig en goed functionerend voertuig (scooter) ter beschikking heeft gesteld voor zijn werkzaamheden als bezorger. De werkgever stelt dat dit het geval was, maar de werknemer betwist dat de scooter in orde was. De werkgever heeft daarnaast verzuimd het arbeidsongeval te melden bij de daarvoor aangewezen toezichthouder, waardoor er geen onderzoek heeft plaatsgevonden. De staat van de scooter kan niet meer objectief worden vastgesteld, en vragen zoals of de scooter was opgevoerd of voorzien van winterbanden kunnen niet langer worden beantwoord. Wat wel vaststaat is dat de werkgever de werknemer niet heeft geïnstrueerd over verkeersveiligheid, het naleven van de verkeersregels, het omgaan met de tijdsdruk van het afleveren van bestellingen en het nemen van voldoende rust. De werknemer is zonder enige instructies aan het werk gezet. Bovendien ontbreekt er een Risico-Inventarisatie- en Evaluatie.
Conclusie en verdieping
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de werkgever zijn zorgplicht op grond van artikel 7:658 BW jegens de werknemer niet is nagekomen. Hierdoor is de werkgever aansprakelijk voor de schade die de werknemer heeft geleden als gevolg van het ongeval en is de werkgever verplicht deze schade te vergoeden.
Deze uitspraak is interessant. Bij situaties waarin een werknemer tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden deelneemt aan het wegverkeer, is de zorgplicht op van de werkgever op grond van artikel 7:658 BW vaak beperkt. Dit blijkt uit het eerder genoemde arrest genaamd Maatzorg/Van der Graaf. Toch is de werkgever in deze zaak mede aansprakelijk gesteld op grond van artikel 7:658 BW. De werkgever heeft niet kunnen aantonen dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan, omdat hij de werknemer onvoldoende heeft geïnstrueerd.
In situaties waarin een werknemer tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden deelneemt aan het wegverkeer, is de aansprakelijkheid op grond van artikel 7:611 BW doorgaans eenvoudiger vast te stellen. In de arresten Maasman/Akzo en Kooiker/Taxicentrale heeft de Hoge Raad namelijk de op goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW) gegronde plicht tot het afsluiten van een behoorlijke verzekering geïntroduceerd.
De werkgeversaansprakelijkheid gaat dus best ver. De Hoge Raad heeft echter in het arrest TNT/Wijenberg een duidelijke grens gesteld. De verzekeringsplicht geldt niet voor een werknemer die als voetganger een eenzijdig verkeersongeval op de openbare weg overkomt. De Hoge Raad overweegt daarbij dat struikelen of uitglijden naar zijn aard geen specifiek risico vormt dat verbonden is aan het wegverkeer.
Hoewel er dus wel grenzen bestaan, reikt de zorgplicht van de werkgever ver.