Woonstichting aansprakelijk voor koolmonoxidevergiftiging

Op 4 maart 2019 heeft de rechtbank Amsterdam geoordeeld over de aansprakelijkheid van een woonstichting voor de koolmonoxidevergiftiging van één van haar huurders, terwijl reeds eerder een vaststellingsovereenkomst was ondertekend die de mogelijkheid tot het verhalen van schade uitsloot.

De feiten

Slachtoffer in deze zaak huurde van de woonstichting een appartement op de begane grond, dat onderdeel uitmaakte van een appartementencomplex met vier verdiepingen. Het appartement was voorzien van een cv-installatie, welke was aangesloten op een uitpandig gemeenschappelijk afvoerkanaal.

Na een vakantie van zes weken, kwam het slachtoffer terug in zijn woning en zette de verwarming aan. De twee weken voorafgaand aan diens thuiskomt had het gevroren. De verwarming bleek helaas niet te werken, waarop het slachtoffer besloot de woning te verwarmen door de elektrische oven en het gasfornuis gedurende enkele minuten aan te zetten. Enkele uren later werd het slachtoffer in diens slaapkamer bewusteloos gevonden, gereanimeerd en naar het ziekenhuis gebracht, alwaar een koolmonoxidevergiftiging werd geconstateerd.

Kort daarop heeft onderzoek plaatsgevonden naar de cv-installatie. Daaruit bleek enerzijds dat het CLV-rookgasafvoersysteem op de begane grond bevroren was als gevolg van het buiten werking zijn gedurende de vakantie van het slachtoffer. Het condenswater van de rookgassen van de bovengelegen verdiepingen, had voor ijsvorming gezorgd, hetgeen het afvoersysteem blokkeerde. Toen de cv-ketel bij de thuiskomst van het slachtoffer weer in werking was gezet, zorgde het geblokkeerde afvoersysteem er zodoende voor dat een zeer hoge uitstoot van koolmonoxide in het appartement terechtkwam, met de koolmonoxidevergiftiging tot gevolg. Anderzijds werden geen gebreken aangetroffen in de staat van onderhoud van het cv-toestel.

Het slachtoffer gaf aan enkel naar zijn woning terug te keren, indien een nieuwe cv-ketel werd geïnstalleerd. De woonstichting liet per brief weten daaraan mee te willen werken, onder de voorwaarde van finale kwijting: het slachtoffer mocht in ruil voor de nieuwe cv-ketel de woonstichting niet aansprakelijk stellen voor de koolmonoxidevergiftiging en gevolgschade daarvan. Advocaat van het slachtoffer liet weten dat het slachtoffer wel de nieuwe cv-ketel wilde, maar niet tegen finale kwijting. Desalniettemin heeft een medewerker van de woonstichting zich naar het verpleeghuis waar het slachtoffer lag bevonden en aldaar een vaststellingsovereenkomst laten ondertekenen met bovengenoemde inhoud.

Pas eind 2015, als zich opnieuw problemen voordoen met de cv-installatie, wordt de woonstichting aansprakelijk gesteld voor de koolmonoxidevergiftiging. De woonstichting wijst aansprakelijkheid af met een beroep op de ondertekende vaststellingsovereenkomst, waarop de (nieuwe) advocaat van het slachtoffer deze buitengerechtelijk vernietigt op grond van misbruik van omstandigheden. De woonstichting betwist dat, en zo komt de zaak eind 2018 voor de rechter.

Oordeel rechtbank

De rechtbank oordeelt dat de vaststellingsovereenkomst rechtsgeldig buitengerechtelijk is vernietigd op grond van misbruik van omstandigheden. Hoewel de woonstichting stelt dat zij – na de mededeling van de advocaat dat het slachtoffer niet akkoord ging met de finale kwijting – door het slachtoffer zelf is gebeld om de vaststellingsovereenkomst toch te tekenen, is daarvan geen bewijs. De mededeling van de toenmalige advocaat staat wel vast. Het slachtoffer herinnert zich niet dat hij de vaststellingsovereenkomst heeft ondertekend. Wel stelt hij dat hij destijds nog maar kort in het verpleeghuis kon blijven en bang was om naar zijn woning met de oude cv-installatie terug te keren. Bovendien was hij onder invloed van medicijnen. De combinatie van deze factoren heeft er volgens hem voor gezorgd dat hij de vaststellingsovereenkomst toch heeft getekend.

Naar het oordeel van de rechtbank had de woonstichting, als het slachtoffer inderdaad zou hebben gebeld om de vaststellingsovereenkomst te tekenen, vraagtekens moeten zetten bij de plotselinge ommekeer van het slachtoffer en op zijn minst navraag moeten doen bij diens advocaat. Ook het stellen van enkele vragen omtrent de medische toestand had op de weg van de woonstichting gelegen om de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer te verifiëren. Door dit alles na te laten heeft de woonstichting de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst bevorderd, terwijl zij wist of moest begrijpen dat zij het slachtoffer daarvan had moeten weerhouden, althans dat zij hem voorafgaand aan de ondertekening in de gelegenheid had moeten stellen de vaststellingsovereenkomst voor te leggen aan zijn advocaat. Dat geldt te meer, nu de onderzoeksrapporten reeds uitgebracht waren.

Voor recht wordt daarom verklaard dat de vaststellingsovereenkomst in 2015 rechtsgeldig buitengerechtelijk is vernietigd. Nu de woonstichting op basis van de huurovereenkomst zorg moest dragen voor het naar behoren functioneren van (o.a.) de cv-installatie en uit de rapporten is gebleken dat de cv-installatie niet naar behoren functioneerde ten tijde van het ongeval, wordt de door het slachtoffer gevorderde verklaring voor recht dat de woonstichting aansprakelijk is voor de schade als gevolg van de koolmonoxidevergiftiging eveneens toegewezen.

Conclusie

Ondanks de vaststellingsovereenkomst die kort na het ongeluk werd ondertekend door het slachtoffer, werd geoordeeld dat de woonstichting aansprakelijk is voor de schade van het slachtoffer.

Contact

Wilt u graag advies over dit onderwerp of heeft u hulp nodig bij het indienen van een bezwaar? Schroom dan vooral niet om contact met ons op te nemen. U kunt ons bereiken op telefoonnummer 073-6900888, of stuur ons een facebookbericht of een e-mail naar info@jba.nl.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *